PARAMARIBO – Mensen met een beperking verdienen nog niet de plek die zij zouden moeten innemen. Dit is naar voren gekomen tijdens het congres dat georganiseerd is in verband met de Internationale Dag voor Mensen met een Beperking. Het is van belang dat zowel de overheid, de verschillende organisaties als de niet gouvernementele organisaties (ngo’s) meer aandacht besteden aan de rechten van de mensen met een beperking.
Ormee Molly, een vertegenwoordiger van het Ministerie van Sociale Zaken en Volkshuisvesting gaf aan dat deze dag ons een waardevolle gelegenheid biedt om samen stil te staan bij de realiteit van de mensen met een beperking in Suriname en wereldwijd. Vooral te kijken naar wat we willen doen om hun rechten, kansen en waardigheid te versterken. “In Suriname leven we in een multiculturele en diverse samenleving. Deze diversiteit is onze kracht, maar we moeten erkennen dat er nog altijd groepen zijn die dagelijks worden geconfronteerd met barrières en ongelijkheid.”
Molly zei verder dat mensen met een beperking deel uitmaken van onze samenleving en een plek verdienen waarin zij zich volledig kunnen ontplooien en participeren zonder obstakels en stigma’s. “De Internationale Dag van de Mens met een Beperking, ingesteld door de Verenigde Naties (VN), herinnert ons eraan dat een inclusieve samenleving niet vanzelf ontstaat. Het vraagt om visie, inzet en samenwerking van ons allen: de overheid, maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven en elke individuele burger.
Als ministerie hebben wij ons de afgelopen jaren gericht op het ontwikkelen en uitvoeren van beleid dat de positie van de mens met een beperking verbetert. Enkele van deze belangrijke initiatieven zijn: toegang tot sociale voorzieningen door iedere ondersteuning te bieden en wij werken eraan dat niemand achterblijft. Samen met onze partners streven we naar betere visies en digitale afhankelijkheid, zodat de mensen met een beperking zelfstandig kunnen deelnemen aan het dagelijkse leven. Wat arbeidsintegratie betreft, zullen er programma’s ontwikkeld worden om deze mensen meer kansen te bieden op de arbeidsmarkt, waarbij samenwerking met het bedrijfsleven essentieel is”, aldus Molly.
Het hoofd van Unicef Suriname, Javier Cordoba, haalde aan dat kinderen met een beperking de garantie moeten hebben dat ze ook betrokken zullen zijn bij het sociale leven en dat ze ook actief kunnen participeren omtrent beslissingen over hun leven en dat ze ook met respect worden behandeld. Verder gaf hij aan dat kinderen met een beperking er ook zeker van moeten zijn dat ze toegang hebben tot goed onderwijs en goede gezondheidszorg. Hun capaciteit ontwikkelt zich en dat moeten we erkennen. Kinderen met een beperking in families moeten net zo goed beschermd worden als de andere kinderen. Ook op cultureel en sportgebied moeten ze kunnen participeren.
Minister Steven Mac Andrew AW&J, die ook aanwezig was op dit congres, gaf aan dat we inderdaad ervoor moeten zorgen dat we niemand achterlaten en zeker niet als het gaat om mensen met een beperking. Dit ministerie heeft de mens met een beperking ook opgenomen in zijn beleid als een van zijn doelgroepen en het beseft dat er concrete acties moeten worden ondernomen om ze daadwerkelijk erbij te betrekken. Er is een aantal stappen gezet met een groep doven voor een basisopleiding en we hebben gemeend om ze te trainen omdat we duurzame ontwikkeling willen en we moeten ze betrekken. We moeten geen aparte trainingen voor ze houden maar gezamenlijke, want uiteindelijk gaan ze op de arbeidsmarkt komen, waar iedereen gaat moeten fungeren in het vak dat hij of zij gekozen heeft. Daarom dat we voor inclusiviteit hebben gekozen wat betreft de trainingen. De groep is erg omvangrijk en daarom zullen we door moeten gaan om de nodige stappen te zetten. Daarom heb ik het bedrijfsleven opgeroepen om toch weer mensen met een beperking in dienst te nemen.
Minister Henry Ori van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur onderstreept dat er meer randvoorwaarden moeten komen voor kinderen met een beperking zodat zij ook toegang kunnen hebben tot hoger onderwijs. Volgens de bewindsman worden sommige gevallen niet gemeld en word je pas ermee geconfronteerd als je vanuit je politieke achtergrond veldbezoeken aflegt. Er is benadrukt dat het niet alleen bij een eendaags congres moet blijven, maar dat de overheid samen met de verschillende organisaties en de ngo’s de handen ineen zou moeten slaan om meer te doen voor de mensen met een beperking. “Geen woorden maar daden”, aldus de onderwijsminster.