Advocaat Oemar: “Alleen Surinaamse instanties kunnen bepalen of er sprake is van ongebruikelijke transacties”
PARAMARIBO – Als het Nederlands Openbaar Ministerie (OM) achter de waarheid wil komen van wie de 19.5 miljoen euro is, die het nu al acht jaar in beslag heeft genomen, is het afhankelijk van onderzoek door Surinaamse instanties. Dit onderzoek zou verricht moeten worden door het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties van Suriname (MOT) oftewel de Financial Intelligence Unit (FIU) Suriname. Natuurlijk voor zover de banken hebben voldaan aan hun meldingsplicht. En als uit het onderzoek blijkt, dat er een redelijk vermoeden bestaat, dat de transacties ongebruikelijk zijn, dan wordt melding gedaan bij het Openbaar Ministerie in Suriname.
Volgens advocaat Ronny Oemar had de MOT-commissie allang een onderzoek moeten verrichten en rapporteren in deze kwestie. “Vanwege het Surinaamse belang, zeker in de zaak van de inbeslagname, hadden onze instanties allang hun onderzoek moeten instellen en via de justitiële kanalen moeten sturen naar Nederland. In Nederland wordt betwist dat de geldtransport publieke middelen zijn en dat die is geschied uit hoofde van de publieke taakstelling van de Centrale Bank. Gezien de aard van de zaak kan men bevindingen van de Surinaamse instanties niet negeren en zijn deze zelfs van doorslaggevende aard.”
Financiële Instituten in Suriname worden nu gecriminaliseerd en hun integriteit komt in gedrang. Met alle gevolgen van dien, zowel nationaal als internationaal.
“Dit kan gebeuren omdat Surinamers slecht zijn in het maken van huiswerk. Men had allang onderzoek moeten doen en rapporteren. De Nederlandse justitiële autoriteiten hadden als onderdeel van het Rechtshulpverdrag Suriname ook kunnen vragen om een onderzoek in te stellen.”
Oemar verduidelijkt ook dat verstrekking van gegevens uit het register van het Meldpunt aan instanties buiten Suriname, slechts geschiedt op basis van een verdrag; de voorwaarden waaronder deze gegevens worden verstrekt worden bij wet vastgesteld.
Concluderend zegt de advocaat dat deze zaak mogelijk allang tot het verleden had kunnen behoren als de correcte procedure was bewandeld. Het Surinaamse OM en het MOT hadden allang zaken moeten ophelderen. Het is niet bekend of het Nederlandse OM de betrokken instantie om informatie heeft gevraagd.
“Het Rechtshulpverdrag tussen Suriname en Nederland biedt in elk geval een helpende hand voor samenwerking. Hierin is opgenomen dat beide landen, overeenkomstig de regels van het verdrag en met inachtneming van hun nationale wetgeving elkander wederzijds in zo ruim mogelijke mate rechtshulp verlenen in elke procedure die betrekking heeft op strafbare feiten, waarvan de bestraffing, op het tijdstip waarop de rechtshulp wordt gevraagd, tot de bevoegdheid behoort van de rechterlijke autoriteiten van de verzoekende partij. Gezien het voornemen van het OM in Nederland om drie financiële instituten te vervolgen, zal dit mogelijk nog gebeuren.” (AP)…[+]