De fossielen zijn extreem goed bewaard gebleven, waardoor onderzoekers ook nu nog bijzondere feiten over de vis te weten zijn gekomen. De kleine zoetwatervis kreeg de naam Ferruaspis brocksi, schrijven paleontologen in Journal of Vertebrate Paleontology.

De fossielen zijn al die tijd in tact gebleven, wat volgens wetenschappers zeer zeldzaam is. Onderzoekers konden daardoor de kleur van de vis zien. Het dier had twee donkere strepen op zijn rug en was lichter op zijn buik. Bij één van de vissen konden de wetenschappers zelfs nog zien wat het dier als laatst had gegeten: muggenlarven, insectenvleugels en een deel van een schelp.

Eén van de fossielen had een mossel aan zijn staart. Dat schelpdier hecht zich aan vissen om mee te liften. De fossielen zijn zo'n 11 tot 16 miljoen jaar geleden gevormd en bieden een kijkje in het verleden. Zo bewijst de vondst volgens de onderzoekers dat het droge Australische grasland ooit een nat regenwoud was. (NU/McCurry et al., J. Vertebral Paleontology, 2025)