Laatste eer wordt morgen bewezen aan mensenrechtenactivist Rensch
PARAMARIBO – Aan Stanley Rensch wordt morgen de laatste eer bewezen. De mensenrechtenactivist overleed zondag op 84-jarige leeftijd.
Rensch was een Surinaams mensenrechtenactivist. Hij stelde in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw talloze schendingen van de mensenrechten in Suriname aan de kaak, met name gepleegd tijdens de Binnenlandse Oorlog (1986-1992). Rensch werd geboren in het binnenland van Oost-Suriname. In 1960 ging hij naar Nederland en studeerde pedagogiek in Utrecht. In Nederland ontmoette hij zijn uit Drenthe afkomstige vrouw. Samen kregen ze twee zoons.
In 1965 werd hij voor het eerst geconfronteerd met humanitair onrecht in Suriname. Toen werd zijn geboortedorp ontruimd en onder water gezet bij de aanleg van het Brokopondostuwmeer. In 1973 vestigde hij zich met zijn vrouw en kinderen in Paramaribo. Hij ging er werken op het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling, toen Ronald Venetiaan er minister was. Rensch’ doel was om via het opzetten van goed onderwijs een fundament te leggen voor de opbouw van Suriname, met het oog op de aanstaande onafhankelijkheid van Nederland.
Eind jaren zeventig werd Rensch onderdirecteur op het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling. Na de staatsgreep van 1980 distantieerde hij zich van de coupplegers bij zijn leidinggevenden. Daarop werd hij op het ministerie onder militaire bewaking gesteld. Korte tijd later werd hij overgeplaatst naar de Kweekschool als leraar psychologie en pedagogiek.
In 1986 werden bij het plaatsje Moiwana enkele tientallen marrons vermoord door het regime-Bouterse. Dit bloedbad zorgde ervoor dat Rensch zich volledig ging inzetten voor de mensenrechten. In augustus 1987 richtte hij het mensenrechtenbureau Moiwana ‘86 op, naar voorbeeld van Amnesty International. Na verloop van tijd nam het advieswerk zoveel tijd in beslag, dat hij zijn baan aan de Kweekschool opzegde om zich volledig te kunnen richten op het bijstaan van nabestaanden en verdrukte Surinamers.
Het bureau kreeg een paar vaste medewerkers en een groot aantal vrijwilligers. Men richtte zich vooral op het registreren van meldingen van problemen met de mensenrechten en het aanleggen van dossiers daarover. Verder rapporteerde de organisatie regelmatig misstanden aan de media in de hoop zo nieuwe gevallen te voorkomen. Regelmatig werden hij of medewerkers van het bureau opgepakt en verhoord in Fort Zeelandia op beschuldiging van het ondernemen van staatsondermijnende activiteiten.
Rensch was twee decennia lang een belangrijk criticus van de Surinaamse autoriteiten. Hij gold samen met schrijver Theo Para als het geweten van Suriname. Naast hem streed ook Ilse Labadie, die ijverde voor herdenking van de Decembermoorden en vervolging van de plegers. Een belangrijke verdienste was dat hij bewustwording bracht onder de Surinamers van het begrip mensenrechten. Hij zorgde ervoor dat talloze moordpartijen die plaatsvonden in de Binnenlandse Oorlog bekendheid kregen in binnen- en buitenland. Daarbij maakte hij gebruik van zijn goede relatie met de pers en zijn vele contacten in Nederland en de Verenigde Staten. Ook onderhield hij goede relaties met andere organisaties die opkwamen voor de mensenrechten, zoals de Organisatie voor Gerechtigheid en Vrede, Amnesty International en met de kerken in Suriname….[+]