Oud-gijzelaar Terry Anderson, 7 jaar vast in Libanon, overleden

VSA – Terry Anderson, de journalist van persbureau AP die jarenlang gegijzeld werd in Libanon, is op 76-jarige leeftijd overleden. Volgens zijn familie overleed hij aan complicaties na een hartoperatie. De Amerikaan Anderson zat het langste vast van alle westerse gijzelaars die in de jaren 80 werden ontvoerd door moslimmilities. Op 16 maart 1985 werd hij na een potje tennis door gewapende mannen overvallen, hij zou pas in december 1991 vrijkomen.

Zijn katholieke geloof en pure koppigheid hielpen hem tijdens zijn gevangenschap, zei hij na zijn vrijlating. “Je doet wat je moet doen. Elke dag word je wakker en probeer je ergens de energie vandaan te halen. Soms denk je dat het niet lukt, maar lukt het toch. Dag na dag na dag.”

Anderson was hoofd van het Midden-Oostenbureau van persbureau AP. Hij werkte sinds 1982 in Libanon, dat in de jaren 80 verwikkeld was in een bloedige burgeroorlog. Sjiitische strijders wilden met zijn ontvoering en die van andere westerlingen medestanders vrij krijgen die in Koeweit vastzaten na aanslagen op ambassades van de VS en Frankrijk. Het grootste gedeelte van de tijd zat Anderson in eenzaamheid opgesloten, geblinddoekt en vastgeketend. Hij werd mishandeld, kreeg slecht te eten en werd bedreigd met de dood. Soms lukte het hem met kloppen op de celmuur te communiceren met andere gijzelaars, zoals Terry Waite, die juist door de Anglicaanse Kerk was gestuurd om gijzelaars vrij te krijgen. Anderson herinnerde zich later hoe hij Waite wereldgebeurtenissen berichtte die hij had opgepikt. “De Berlijnse Muur is gevallen, vrije verkiezingen in de Sovjet-Unie, einde aan de apartheid in Zuid-Afrika; hij dacht dat ik gek was geworden.”

Zijn familie werkte ondertussen hard aan zijn vrijlating. Het leidde in de VS tot het Iran-Contraschandaal, waarbij de regering-Reagan illegaal wapens aan Iran leverde om gijzelaars vrij te krijgen. Het plan mislukte en Reagan liep politiek averij op omdat medewerkers de wet hadden overtreden en er was onderhandeld met aartsvijand Iran. Toen Anderson uiteindelijk vrijkwam, kreeg hij voor het eerst zijn dochter Sulome te zien. Zijn verloofde was enkele maanden zwanger toen hij was gevangengenomen. Het huwelijk dat volgde, hield geen stand. Een miljoenenschadevergoeding die hij kreeg uit bevroren Iraanse tegoeden zou hij kwijtraken aan mislukte projecten als een bluesbar en enkele restaurants. Andersons gevangenschap speelde altijd een rol op de achtergrond. “Het is altijd aanwezig”, zei hij er eens over. “Ik denk er niet meer zo veel aan tegenwoordig, het speelt geen centrale rol in mijn leven. Maar het is er wel.” Als christen probeerde hij de haat voor zijn ontvoerders los te laten. Hij haalde daarbij ook een advies van zijn vrouw aan: “Als je de haat vasthoudt, kun je geen plezier meer hebben.”

In een reactie op zijn overlijden roemt AP zijn moed en vastberadenheid. “We bewonderen de offers die hij en zijn familie hebben gemaakt vanwege zijn werk.” Zijn hoofdredacteur van destijds noemt hem een held. Zijn dochter Sulome zegt dat haar vader nooit een held genoemd wilde worden. “Ondanks het extreme leed waarmee hij te maken had gehad, had hij de afgelopen jaren vrede gevonden. Hij zou vast liever worden herinnerd vanwege zijn werk voor het Vietnam Kinderfonds, het Comité Persveiligheid en dakloze veteranen dan vanwege de verschrikkingen die hij moest doorstaan.” (NOS)…[+]