Politieke partijen vullen verzoekschrift waarborgsom CHof aan
PARAMARIBO – De politieke partijen DA’91, De Nieuwe Wind en De Nieuwe Leeuw hebben hun verzoekschrift bij het Constitutioneel Hof (CHof) aangevuld met betrekking tot de waarborgsom. Advocaat Iris Nazir, die het verzoekschrift namens de drie politieke partijen heeft ingediend, bevestigt tegenover Times of Suriname dat zij het verzoekschrift heeft aangevuld.
Het betreft een aanvulling waarin een specifiek lid van het wetsartikel uit de Kiesregeling wordt vermeld. Nazir geeft aan dat het moet gaan om artikel 31 lid 6 van de Wet van 31 mei 2024, inhoudende nadere wijziging van de Kiesregeling (S.B. 1987 no. 62, zoals laatstelijk gewijzigd bij S.B. 2023 no. 158). In eerste instantie was in het verzoekschrift artikel 31 lid 7 Kiesregeling vermeld. Door een wijziging van de Kiesregeling is het betreffende lid gewijzigd en dateert de wijziging van de wet van 31 mei 2024. Daarom was het noodzakelijk om het verzoekschrift aan te vullen om het juiste lid van het wetsartikel te laten toetsen door het CHof.
DA’91, De Nieuwe Wind en De Nieuwe Leeuw vragen in het verzoekschrift aan het CHof over de toetsing van de rechtmatigheid van de wettelijk vereiste waarborgsom. De partijen zijn namelijk niet eens met de hoogte van de waarborgsom van SRD 750 duizend om deel te kunnen nemen aan de verkiezingen. Voorheen was het bedrag nog gesteld op SRD 96.250.
Het is nog niet bekend wanneer het CHof, onder leiding van voorzitter Gloria Stirling, een beslissing zal nemen over het verzoekschrift. Het CHof toetst of een wet of gedeelte daarvan al dan niet in strijd is met de Grondwet en de mensenrechtenverdragen. Het CHof is slechts bevoegd tot het oordelen, of er van strijdigheid van de Grondwet of volkenrechtelijke overeenkomst sprake is, doch niet tot het onverbindend verklaren van de wet of een gedeelte daarvan. Het is de Grondwet die aan de beslissing van het CHof het rechtsgevolg van onverbindend heeft gekoppeld. Dat is te vinden in artikel 144 lid 3 van de Grondwet, namelijk ‘ingeval het Constitutioneel Hof oordeelt dat er strijdigheid is met één of meer bepalingen van de Grondwet of van een overeenkomst als in lid 2 onder a bedoeld, wordt de wet of worden gedeelten daarvan dan wel de besluiten van de overheidsorganen geacht onverbindend te zijn’. WJ…[+]